Nieuws

Bij deze site verschijnen tweets en een nieuwsbrief. De volgende berichten zijn eerder verschenen in de nieuwsbrief.

De nieuwsbrief verschijnt ca. vier keer per jaar. U kunt zich abonneren door de onderstaande velden in te vullen. Alleen het mailadres is verplicht. We gebruiken uw mailadres nergens anders voor, en u kunt zich in elke nieuwsbrief met twee klikken weer afmelden.

Druk op Inschrijven, dan ontvangt u binnen enkele minuten op het ingevulde mailadres een verzoek om uw inschrijving te bevestigen. Mogelijk belandt dit verzoek in uw spambox.

Oude vertrouwde keurmerken ruimen het veld, de nieuwe gaan over duurzaamheid (juli 2024)

Nemen accountantskantoren de plaats in van keurmerkverleners?

Wie ouder is dan pakweg veertig herkent ongetwijfeld een of meer van de vertrouwde keurmerken uit de vorige eeuw: Kema-Keur, Groenzegel van de Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen (NVvH), Max Havelaar en Giveg. Bij een onderzoek in 1992 van Konsumenten Kontakt bleken de logo’s van deze vier keurmerken veruit het meest bekend bij een panel van ruim 500 consumenten. Nu, ruim dertig jaar later, zijn ze alle vier verdwenen, en dreigen accountants de nieuwe keurmerkverleners te worden.

Het oudste van deze vier iconische keurmerken, het NVvH-keurmerk (sinds 1926), is in 1999 vervangen door ‘Goedgekeurd Keurmerkinstituut’, en het Giveg-keurmerk voor gastoestellen (sinds 1952) moest in de jaren negentig het veld ruimen voor het Europese CE-merkteken. Max Havelaar, dat in 1988 in Nederland werd geïntroduceerd, is in 2021 opgegaan in het internationale Fairtrade keurmerk, en dit voorjaar is het Kema-Keur, gelanceerd in 1931, vervangen door het beeldmerk van Dekra, de Duitse certificatie-instelling die Kema in 2009 heeft overgenomen.

Oorzaken
Een gemeenschappelijke factor in de afkalvende belangstelling voor keurmerken is de toegenomen beschikbaarheid van consumenteninformatie via internet, ook al is deze informatie (vergelijkingssites, reviews, influencers) niet altijd even betrouwbaar. Los daarvan heeft ieder keurmerk z’n eigen verhaal. Bij de veiligheidskeurmerken Giveg en Kema is ongetwijfeld de komst van Europese wetgeving voor de veiligheid van gastoestellen en elektrische apparaten van invloed geweest. Doordat de EU-eisen op een hoog niveau staan en goed worden gehandhaafd, is de meerwaarde van deze keurmerken inmiddels zeer beperkt. Aan het verdwijnen van het NVvH-keurmerk (doelmatigheid) en Max Havelaar (eerlijke handel) lijkt de globalisering van de handel, met een overvloed van producten en snelle wisselingen van het aanbod, te hebben bijgedragen: een nationaal keurmerk is te kleinschalig om daarin mee te kunnen. Max Havelaar heeft tijdig de bakens verzet door zelf te globaliseren, en ook de Stichting Milieukeur heeft haar oude keurmerklogo (sinds 1992) in 2018 grotendeels vervangen door On the way to PlanetProof, een duurzaamheidskeurmerk met internationale ambities.

Nieuwe keurmerken
De laatste decennia zijn veel nieuwe keurmerken en erkenningsregelingen ontstaan als gevolg van deregulering en privatisering van overheidstaken, maar dat speelt zich voornamelijk af in specifieke branches en sectoren; zie het Overzicht van keurmerken. Daarnaast hebben nieuwe maatschappelijke thema’s, vaak gerelateerd aan duurzaamheid, geleid tot nieuwe keurmerken, zoals Beter Leven voor dierenwelzijn, de CO2-prestatieladder, het Europese Eco-label, en de internationale duurzaamheidskeurmerken MSC voor visvangst, FSC voor bosbeheer, en het reeds genoemde Fairtrade International.

We zien wel dat, naarmate de urgentie van nieuwe thema’s toeneemt, de wetgever steeds vaker het initiatief overneemt, en keurmerken met wetgeving de wind uit de zeilen neemt. Dit samenspel was in de vorige eeuw al zichtbaar op het terrein van de voedselveiligheid. De overheid voerde hiervoor in 1919 de Warenwet in, waardoor keurmerken geen voet aan de grond kregen. Daarentegen werden elektrische apparaten pas met het toenemende gebruik onder de wet gebracht: het Kema-keur (sinds 1931) werd in 1953 ‘ingehaald’ door het Elektriciteitsbesluit.

Hoe gaat dit verder?
De vele nationale branche- en sectorkeurmerken, geïnitieerd door de betrokken ondernemersorganisaties, zullen niet gauw verdwijnen. Er is immers geen draagvlak om de deregulering van overheidstaken terug te draaien. Wel zullen ze steeds meer duurzaamheidsaspecten toevoegen aan hun keurmerkcriteria.

De nieuwe maatschappelijke thema’s (milieu, klimaat, dierenwelzijn, mensenrechten, e.d.), zijn niet aan grenzen gebonden, en lenen zich dan ook hoogstens tijdelijk voor een nationaal keurmerk. We zien nu al dat de EU bezig is private keurmerken in deze sfeer voorbij te streven met nieuwe wetgeving. Onder de Green Deal  zijn alleen grondig onderbouwde groene claims geoorloofd (verbod op greenwashing), en zullen niet duurzaam geproduceerde goederen aan de buitengrenzen van de EU worden onderworpen aan heffingen. Op grond van de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD-richtlijn) van de EU moeten grote bedrijven jaarlijks een degelijk duurzaamheidsverslag opstellen, ook voor de gebruiksfase van hun producten en diensten, en daaraan realistische verbeterplannen koppelen. Naarmate de CSRD-richtlijn verder wordt uitgerold, zal de meerwaarde van veel duurzaamheidskeurmerken vervagen, maar dan zijn we tientallen jaren verder.

Rol van accountants
Door de aard van duurzaamheidsaspecten en de doorgaans lange toeleveringsketens wordt de beoordeling van duurzaamheid steeds meer boekhoudkundig van aard. De fysieke keuringen en controles gebeuren voornamelijk bij de bron, vaak in een ver buitenland en/of in het veld (in een sloppenwijk, op zee, in het bos, e.d.). Kleine keurmerkverleners zonder internationaal netwerk, met robuuste keuringen en controles bij de bron, gaan het in deze markt moeilijk krijgen, en de grote krijgen nog meer concurrentie vanuit de accountantswereld. Met de opkomst van systeemcertificatie, rond de laatste eeuwwisseling, hebben diverse grote accountantsfirma’s al certificatiepoten aan hun organisaties toegevoegd. Niet altijd even succesvol, maar de omstandigheden zijn nu veel gunstiger, doordat het laatste kabinet Rutte op de valreep heeft besloten de controle van duurzaamheidsverslagen onder de CSRD-richtlijn exclusief toe te wijzen aan de grote accountantskantoren. Dat is geen gelukkige keuze, ten eerste omdat ze nog lang niet beschikken over alle benodigde expertise en ervaring, ten tweede vanwege hun slechte reputatie door de recente schandalen rond examenfraude en gebrekkige financiële controles.

Rol van keuringsinstellingen
Het voorgaande betekent niet dat private keurmerken en keuringsinstellingen snel overbodig worden, want de EU maakt graag gebruik van publiek – private samenwerking, zoals dat al decennialang gebeurt bij het EU-Ecolabel en de CE-markering voor productveiligheid. Veel meetmethoden, classificaties en rapportagevoorschriften die rond de CSRD-richtlijn worden ontwikkeld, zijn ook nodig en inzetbaar voor vrijwillige keurmerken. Ze kunnen zelfs bijdragen aan de reparatie van de zwakke plekken in de huidige duurzaamheidskeurmerken, zoals die naar voren komen uit recente evaluaties van SOMO (2018), Greenpeace (2021), en KIT (2021). Aldus kan de heilzame werking van de CSRD-richtlijn worden doorgetrokken naar betrouwbare consumenteninformatie met behulp van keurmerken.

Conclusie
De keurmerkpioniers op het terrein van duurzaamheid zullen nog lang nodig zijn vanwege hun kennis van de materie, en rol richting detailhandel en consumenten. De Commissie toekomst accountancysector adviseerde de minister van Financiën al in 2020: “Niet-financiële informatie moet niet volledig worden voorbehouden aan accountants” (p. 6), en ook nu gaan er gezaghebbende stemmen op om de accountants niet het monopolie te geven op de controle van duurzaamheidsverslagen. Gezien het gebleken gebrek aan verandervermogen van deze sector is het geen oplossing om een certificatiepoot aan te gespen, of een blik duurzaamheidsexperts open te trekken. De certificatiewereld moet nu in actie komen om haar rechtmatige positie in te nemen, en de duurzaamheidskeurmerken te behoeden voor de accountantscultuur. Kansen genoeg, want er vallen meer bedrijven buiten de werkingssfeer van de CSRD-richtlijn dan erbinnen.

Nieuwe voorbeelden van geschonden vertrouwen (juni 2024)

Bevestiging van het eerdere beeld

De bijlage met voorbeelden van geschonden vertrouwen in keurmerken en certificatie is uitgebreid met de volgende affaires uit 2023.

k) In 2023 meldde het tv-programma Nieuwsuur dat de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) twijfelt aan de kwaliteit van de certificaten waarop de dienst doorgaans vertrouwt. Daardoor is de veiligheid in de sectoren waar de ILT op toeziet niet gegarandeerd. Lees verder in het bericht hieronder.

l) In 2023 publiceerde de Algemene Rekenkamer het rapport Georganiseerde onmacht over de rol van de rijksoverheid bij de jeugdbescherming. Het bleek dat de wettelijk verplichte certificaten van de organisaties voor jeugdbescherming en jeugdreclassering geen garantie boden dat de instellingen daadwerkelijk aan de wettelijke kwaliteitseisen voldeden, en ook niet aan de wettelijke termijnen die gelden voor de jeugdbescherming.

m) In 2023 kwam naar buiten dat bij een aantal grote accountantskantoren sprake was van systematische examenfraude bij de verplichte bijscholing van accountants.

n) In 2023 maakte de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) melding van 95 gevallen van diplomafraude in de zorg en jeugdhulp.  In 2024 publiceerde de IGJ het rapport Er is meer aan de hand met de resultaten van nader onderzoek naar de fraudeproblematiek.

Samen met de eerdere voorbeelden bevestigen deze affaires dat er vragen zijn bij alle hoofdvormen van certificatie (product-/systeem-/persoons-), alsook de meerwaarde van accreditatie (van toepassing bij de voorbeelden b, d, f, i, j, k, l). Verder blijkt dat zich zowel problemen voordoen bij certificatie die onderdeel is van wet- en regelgeving (a, d, e, h, k, l, m, n) als bij overige certificatie (b, c, f, g, i, j).

Artikelenreeks over keurmerken op Foodlog (juni 2024)

Keurmerken scheppen de wereld, doen ze dat goed?

De journalistieke website Foodlog heeft onlangs een reeks artikelen gepubliceerd over keurmerken. Daarin hebben vijftien deskundigen uit verschillende disciplines gereflecteerd op het thema “Wat is een keurmerk?” Enkele titels zijn:

  • Keurmerken scheppen de wereld, doen ze dat goed?
  • De visketen is te ondoorzichtig om zonder keurmerk te kunnen
  • Keurmerken horen in het wetboek thuis
  • Keurmerken doen niet wat we van ze hoopten

Een van de auteurs behandelt de vraag hoe het zou zijn gegaan als de slavernij in 1863 zou zijn gereguleerd met een keurmerk, in plaats van afgeschaft. Het geheel is een boeiende reeks informatieve en opiniërende artikelen. Niet-leden van Foodlog mogen gratis drie artikelen per maand lezen.

Hoe herken je een pseudo- of nepkeurmerk? (aug 2023)

Ingrijpen van toezichthouders is gewenst

De vraag in de titel wordt alleen gesteld door bewuste consumenten, en dat zijn er niet zoveel. In 2015 constateerde het onderzoekinstituut Gfk:

De consument is passief: ze hechten wel belang aan keurmerken, maar gaan niet zelf op zoek naar informatie. In de aanschaf laten ze zich er ook nog niet (direct) door leiden.

En in 2019 bleek dat het vertrouwen in keurmerken sinds 2015 verder was afgenomen. Een groot deel van de gebruikers raakt dus niet in verwarring door pseudo- of nepkeurmerken. Van de rest mogen we aannemen dat deze redelijk tot goed gemotiveerd is om zich er in te verdiepen.

Om te beginnen kun je je oriënteren op internet, hetzij op de website van de leverancier, hetzij op een van de vele websites met betrouwbare informatie over keurmerken. Milieu Centraal geeft informatie over de soorten keurmerken die je zoal kunt tegenkomen, en de mechanismen voor toekenning en controles die erachter kunnen zitten, maar geeft geen overzicht van nepkeurmerken. De site keurmerken.net doet dat wel, maar het is onduidelijk of dit overzicht actueel is.

Kwaliteit in één oogopslag

Het sterke punt van keurmerken (kwaliteit in één oogopslag) gaat wel verloren als je eerst het internet op moet, maar dat kun je thuis doen, en de bewuste consument zal de aldus verkregen informatie steeds beter kunnen benutten. Kom je in de winkel een onbekend logo tegen, dan zijn er enkele apps voor op je mobiel beschikbaar, zoals de Keurmerkenwijzer van Milieu Centraal. De Stichting Milieukeur, die een aantal milieukeurmerken beheert, verplicht alle certificaathouders om te voldoen aan de Code voor Duurzaamheidsreclame, waardoor deze keurmerken nooit vergezeld gaan van misleidende duurzaamheidsclaims.

Een leverancier die zich bedient van nepkeurmerken valt door de mand als op diens website geen verwijzing naar een onafhankelijke keuringsinstantie staat, of een ander bewijs van duidelijke keuringseisen met onafhankelijk toezicht. Als je slechts stuit op mooie woorden en suggestieve plaatjes, is er bijna zeker sprake van een pseudokeurmerk.

Een keurmerk is ook nep als de leverancier het logo valselijk gebruikt. Je kunt dat verifiëren op de site van de keurmerkverlenende instantie, die de keurmerk-gerechtigde producten of diensten meestal op zijn website vermeldt. Is dat niet het geval dan kun je de instantie daarnaar vragen.

Conclusie

Consumenten hebben weinig houvast als ze betrouwbare keurmerken willen onderscheiden van misleidende claims en mooie praatjes en plaatjes. Het zou helpen als de toezichthoudende instellingen krachtiger ingrijpen om het kaf van het koren te scheiden. De Autoriteit Consument & Markt (ACM) is eind augustus 2023 begonnen met de campagne Groene praatjes. De ACM kan verschillende middelen inzetten om bedrijven te laten stoppen met misleidende claims, zoals boetes of lasten onder dwangsom. Verder mogen we resultaten verwachten van de nieuwe EU-richtlijn over misleidende duurzaamheidsclaims (greenwashing).

Hoe zit het met de wildgroei van keurmerken? (aug 2023)

Meer regels om verwarring tegen te gaan zijn niet nodig

In komkommertijd is de wildgroei van keurmerken een populair onderwerp in de media. Het grote aantal logo’s, labels, erkenningen en andere kwaliteitsgaranties zou leiden tot grote verwarring bij de doelgroep, waardoor keurmerken niet meer doen waarvoor ze zijn uitgevonden: de weg wijzen naar kwaliteit. Maar dat is te simpel gedacht.

Om te beginnen is een groot deel van de verwarring afkomstig van pseudo-keurmerken. Dat zijn logo’s en claims waar geen onafhankelijke instantie aan te pas komt om keuringseisen op te stellen en daarop regelmatig te controleren. Dat is inderdaad verwarrend, want deze vorm van piraterij is niet altijd gemakkelijk vast te stellen. Toch moeten we deze en andere nep-keurmerken hier even buiten beschouwing laten om zicht te krijgen op de werkelijke wildgroei – als die er al is.

Overlappende keurmerken
Een tweede groep waar we zonder kunnen bestaat uit overlappende keurmerken. Dat zijn kwaliteitsgaranties van verschillende instanties, die voor een groot deel betrekking hebben op dezelfde eigenschappen van het gecertificeerde object (product of dienst). Voorbeelden zijn het grote aantal certificaten in de zorg, en de concurrerende keurmerken voor incassobureaus, webwinkels en bouwkundige inspecteurs. De oorzaken van deze overvloed zijn heel verschillend: bij webwinkels bieden de certificatie-instellingen verschillende dienstenpakketten aan, waarvan het keurmerk slechts een onderdeel is, terwijl in de zorg de tucht van de markt ontbreekt, waardoor hobbyisme vrij spel krijgt. Een derde oorzaak is segmentatie van de markt, zoals bij incassobureaus, waar de deurwaarders naast het al bestaande Incasso Keurmerk een eigen keurmerk hebben gelanceerd. Overlappende keurmerken zijn soms verklaarbaar als een onvermijdelijk tussenstadium, maar zelden in het belang van de doelgroep. Ze dienen dan ook voortvarend te streven naar harmonisatie, met fusie als einddoel. Een goed voorbeeld is het keurmerk Blik op Werk, dat in 2007 de opvolger werd van de branchekeurmerken voor arbodiensten (Boa) en reïntegratiebedrijven (Borea), en het Cliënten Kwaliteitskeurmerk Reïntegratie. En in 2018 besloten Rainforest Alliance en UTZ in elkaar op te gaan.

Harmonisatie
Harmonisatie van de onderliggende keuringseisen wordt soms bevorderd door nieuwe of verbeterde wetgeving, zoals voor kopen op afstand bij webwinkels en voor de kwaliteit van incassodienstverlening bij incassobureaus. In de Europese verordening voor het EU-Milieukeur is het streven naar harmonisatie met nationale milieukeurmerken vastgelegd in artikel 11. Inhoudelijk verschillen de keurmerken dan steeds minder, maar zolang ze niet samengaan blijft de verwarring in stand. In de zorg heeft de wetgever de moed opgegeven om de certificaten te harmoniseren; de variant die in deze sector welig tiert (systeemcertificatie) gaat niet over de kwaliteit van de zorg, maar over de bedrijfsvoering van de zorgaanbieder, en daar krijg je met wet- en regelgeving geen vat op.

Verwarring?
Als pseudo-keurmerken worden uitgebannen en overlappende keurmerken samengaan, blijft nog steeds een groot aantal keurmerken over. Uit gezaghebbende onderzoeken (SER, LEI) blijkt echter dat de doelgroep – veelal consumenten – dat niet al te bezwaarlijk of verwarrend vindt. Ze kunnen immers ook omgaan met de honderden ‘gewone’ merken die dingen naar hun gunsten. Bovendien kunnen keurmerken en certificaten de kwaliteit in hun sector ook omhoog stuwen als weinig consumenten erop letten. Dat gebeurt als grote inkopers en consumentenorganisaties de keurmerk-eisen als richtsnoer hanteren, en als producenten dat doen zonder het keurmerk aan te vragen.

Conclusie
De veiligheid en gezondheid van burgers is geregeld in een omvangrijk stelsel van wet- en regelgeving, waarbij misleidende gezondheidsclaims al heel lang verboden zijn. Op dit terrein komen we dan ook maar weinig echte en pseudo-keurmerken tegen. De Europese Unie legde al in 1991 het gebruik van de term ‘biologisch’ aan banden, en voor misleidende groene claims (greenwashing) is een nieuwe Europese richtlijn in de maak. Daarmee wordt de momenteel grootste bron van nepkeurmerken stevig aangepakt. Het lijkt dan ook niet nodig om nog meer regels voor keurmerken op te stellen. Wel gewenst is meer maatschappelijke druk op de eigenaren van overlappende keurmerken, met als doel dat ze in elkaar opgaan.

Raad voor Accreditatie blijft in zichzelf gekeerd (mei 2023)

Weinig aandacht voor de effectiviteit van accreditatie

De Raad voor Accreditatie (RvA) heeft zijn Publieksverslag over 2022 gepubliceerd. Evenals het vorige jaarverslag gaat het voornamelijk over de RvA zelf, en nauwelijks over de bijdrage van accreditatie aan de samenleving. Tekenend is dat zowel het voorwoord als de inleiding alleen het binnenhalen van subsidies voor de interne organisatie opvoeren als resultaat van de inspanningen. Waar de RvA in eerdere jaarverslagen nog wel inging op incidenten in de certificatiepraktijk, wordt hier sinds 2019 geheel aan voorbijgegaan. Dit is consistent met het in 2020 terugschroeven van de ambities, zoals eerder beschreven in het artikel Nieuwe missie RvA is geen verbetering.

Wat blijft ongenoemd?
In eerdere jaarverslagen reflecteerde de RvA nog wel eens op maatschappelijke ophef over geaccrediteerde certificaten en inspecties, zoals over asbestsanering (2016, p. 22), de veiligheid van Odfjell terminals (2017, p. 19), de mastbreuk op zeilschip Amicitia (2017, p. 19), en de Fipronil-affaire (2018, p. 5). Hoewel in latere jaren ook certificatiegerelateerde affaires naar buiten kwamen, worden ze niet meer besproken, en lijken de publieksverslagen steeds meer op een bedrijfsbrochure van de RvA en zijn partners.

Zo was er in de afgelopen jaren veel te doen over de kwaliteit van de jeugdzorg, waarin de instellingen voor jeugdbescherming en jeugdreclassering (v/h Bureaus Jeugdzorg) een centrale rol vervullen. De Rekenkamer constateerde onlangs dat de hiervoor wettelijk verplichte certificaten in de praktijk geen garantie boden dat de instellingen daadwerkelijk aan de wettelijke kwaliteitseisen voldeden (Georganiseerde onmacht, p. 23). Verder zijn onlangs kamervragen gesteld en beantwoord over falend toezicht op energielabels in Groningen. En in 2020 bleek uit onderzoek van Trouw dat 13 van de 50 benaderde gemeenten vonden dat het SNF-keurmerk voor flexwonen er niet in slaagde om de kwaliteit van migrantenwoningen te garanderen. Het is niet gezegd dat de RvA mede-verantwoordelijk is voor deze signalen van afbrokkelend gezag, maar er niet op reflecteren is op de lange duur schadelijk voor het vertrouwen in RvA-accreditatie.

Ook het geringe marktaandeel van geaccrediteerde certificatie is geen merkbaar punt van zorg, evenals het verlies van de markt voor geaccrediteerde persoonscertificatie aan de Examenkamer, en de groeiende scepsis van consumenten over keurmerken (Rapport Rekenkamer 2020, p. 5). Zelfs in het Doorkijkje naar 2023 (p. 18) gaat het alleen over de interne processen en de externe communicatie, niet over de daadwerkelijke meerwaarde van accreditatie.

Wat staat er wel in?
In een dubbelinterview van Pieter Vos, voorzitter van branchevereniging Fenelab, en Roeland Nieuweboer, voorzitter van de raad van bestuur van de RvA, worden deze twee heren geïntroduceerd als visionaire denkers. De antwoorden die ze geven op de gestelde vragen getuigen daar echter niet van. Twee veelzeggende citaten:

  • Natuurlijk is het goed om af en toe een fysieke inspectie te doen, maar veel gegevens zijn gewoon continu aanwezig. En die kunnen op elk moment worden uitgelezen. Dat is een nieuwe manier van denken (RN).
  • We hebben een norm en moeten de conformiteit beoordelen. Dat doen we nu, tamelijk ouderwets, via een momentopname. Maar uiteindelijk moet er wel innovatie plaatsvinden op dat toezichthouden. Dat vergt lef (PV).

De zinnetjes “Dat is een nieuwe manier van denken” en “Dat vergt lef” zijn wellicht later toegevoegd door de PR-afdeling, want ze vloeien niet logisch voort uit de voorafgaande uitspraken. Menige klant van de RvA, c.q. lid van Fenelab is immers al verder.

De RvA is in 2021 onderworpen aan een tweetal externe evaluaties, te weten de periodieke evaluatie als zelfstandig bestuursorgaan (zbo) in opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK), en de vierjaarlijkse beoordeling door een team van Europese zusterorganisaties (peer review).

De zbo-evaluatie gaat er uitdrukkelijk niet over of het doel ‘bevorderen van het vertrouwen in onafhankelijkheid en deskundigheid van uitgevoerde conformiteitsbeoordelingen’ wordt behaald. De enige aanbeveling in dit rapport over de effectiviteit van de RvA luidt dan ook “Blijf samen met beleidspartners zoeken naar manieren om de maatschappelijke waarde van accreditatie te vergroten”. Van de peer review publiceerde de RvA alleen een lovende samenvatting; de bijlage met aangetroffen tekortkomingen is weggelaten. Het Publieksverslag 2022 vermeldt slechts dat de evaluatie een positieve uitkomst had (p. 24).

De feedback die de RvA zelf genereert en vermeldt in het publieksverslag (p. 10) gaat ook alleen over de interne organisatie. Niet verwonderlijk, want hiervoor zijn alleen de directe klanten (certificatie- en inspectie-instellingen, laboratoria, etc.) geraadpleegd. Veel daarvan hebben niet zoveel belang bij een effectievere RvA.

Mogelijk gooit het in 2022 opgerichte Strategisch adviesforum de luiken open, maar het is niet hoopgevend dat dit moest beginnen met het thema ‘informatiegericht werken’. Een lichtpuntje is de nieuwe training voor departementsambtenaren om te bevorderen dat certificatie vaker en beter wordt ingezet in het kader van wetgeving. Hopelijk gaat deze training inhoudelijk verder dan het weinig ambitieuze EZK-beleid voor certificatie en accreditatie.

Hoe verder?
Begin 2022 schreef de minister van EZK aan de Tweede Kamer dat de RvA op doeltreffende en doelmatige wijze invulling geeft aan zijn taak, maar een jaar later bleek de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) geen vertrouwen meer te hebben in certificaten. In 2015 hadden drie overheidsinspecties, waar onder de ILT, al een vergelijkbaar signaal naar het ministerie gestuurd; dat werd toen minzaam terzijde gelegd. Van het verantwoordelijke ministerie valt dan ook weinig te verwachten.

De RvA is door zijn wettelijke status gebonden aan Europese en nationale wetten en normen, maar dat hoeft de Raad er niet van te weerhouden om zijn primaire opdracht (zorgen voor gezaghebbende verklaringen van overeenstemming) met kracht te implementeren. Ter vergelijking: de Autoriteit Consument & Markt – ook een zbo onder EZK – is veel assertiever op het terrein van keurmerken en certificatie. De RvA zou er goed aan doen, net als de ACM, beter naar buiten te kijken en alert te reageren op wat niet goed gaat in het accreditatieveld – niet alleen in de eigen organisatie. Tot nu toe komt men niet veel verder dan trots zijn op de rol van de RvA in de kwaliteitsinfrastructuur, en worden – waar het gaat om de effectiviteit van accreditatie – een nieuwe manier van denken en lef node gemist.

Waarom is ISO 9001-certificatie ondanks alles toch zo populair? (maart 2023)

Dit artikel, gebaseerd op het hoofdstuk Systeemcertificatie, is ook geplaatst op de website van KwaliteitNederland.NU.

Uit de jaarlijkse ISO Survey over de verspreiding van systeemcertificaten blijkt steeds weer dat ISO 9001 (voor kwaliteitszorg) en ISO 14001 (voor milieuzorg) de meest uitgereikte systeemcertificaten zijn. In 2012 merkte Teun Hardjono, hoogleraar kwaliteitsmanagement en certificatie, in dit verband op: ‘Managementmodellen om de kwaliteit van organisaties te waarborgen heb ik in de kortste keren verkracht zien worden. […] Krijgt systeemdenken de overhand, dan vervallen we in geneuzel.’ (NRC-handelsblad, 27 april 2012). Ook uit meta-analyses van wereldwijde onderzoeken blijkt dat een ISO 9001-certificaat slechts beperkte meerwaarde heeft voor de betreffende organisaties (Manders, 2015). En in 2017 constateerde de Onderzoeksraad voor Veiligheid over ISO 14001 dat deze deze norm slechts beperkte waarde heeft als middel om onveilige situaties te voorkomen (Rapport Odfjell, p. 48).

Meer specifiek bleek uit onderzoek in opdracht van ZonMW aan het ISO 9001-compatibele HKZ-schema voor de geestelijke gezondheidszorg dat dit wel de structuur- en proceskwaliteit verbetert, maar niet de kwaliteit van de zorg. Een vergelijkbare conclusie volgde uit een proefschrift over kwaliteitssystemen in de ggz (Van Geffen, 2019). Het ministerie van VWS, dat in 1996 met de Kwaliteitswet zorginstellingen systeemcertificatie nog op een voetstuk plaatste, is in 2016 dan ook overgestapt op resultaatgerichte zorg als leidende gedachte in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz).

Hoe valt dit alles te rijmen met de grote populariteit van systeemcertificatie, ook (en nog steeds) in de zorg?

Brede toepasbaarheid
Voor het wijdverbreide gebruik van systeemcertificatie, met name de ISO-normen en daarvan afgeleide schema’s, is onontbeerlijk dat ze kunnen worden toegepast op uiteenlopende organisatiestructuren en bedrijfsculturen. De pdca-cirkel, het conceptuele hart van de ISO-normen, is zo basaal en eenvoudig dat elke organisatie waar een minimale kwaliteitscultuur heerst dit besturingsmodel kan toepassen. Zowel een manager van het type ‘control freak’, als iemand die leiding geeft door ‘walking around’ kan ermee uit de voeten. Deze twee filosofieën leiden tot sterk verschillende managementsystemen, maar dat is geen belemmering voor het behalen van een systeemcertificaat.

Los van de beperkte meerwaarde kan systeemcertificatie gepaard gaan met bureaucratie en demotivatie van medewerkers, wat onder andere blijkt uit het overheidsinitiatief Ontregel de zorg, dat in 2018 werd gelanceerd nadat het verantwoordelijke ministerie (VWS) jarenlang had ingezet op systeemcertificatie in de zorg. In het veld werden al eerder zogeheten schrapsessies op touw gezet.

Deze twee ogenschijnlijk tegenstrijdige waarnemingen (populariteit vs. beperkte meerwaarde) zijn te verklaren door aan te nemen dat een systeemcertificaat niet zozeer wordt aangevraagd om zakenpartners en klanten vertrouwen te geven in de bedrijfsvoering, maar om het management te voorzien van een handzaam besturingsmechanisme. Geen enkele organisatie kan daar namelijk zonder, en de pdca-cirkel is goed toepasbaar op de meeste organisatiestructuren en bedrijfsculturen.

Ook de bijkomende verplichtingen in de norm, zoals omgevingsanalyse, interne audits, en directiebeoordeling, kunnen worden geplooid naar de in de organisatie heersende gewoontes, normen en waarden.

Kenmerken van systeemcertificatie
De volgende kenmerken van systeemcertificatie zijn verantwoordelijk voor de speelruimte bij het toepassen van de norm:

  • De certificaathouder stelt zelf zijn doelen en prestatie-indicatoren vast, en kan ze elk moment aanpassen; de formulering hoeft alleen maar SMART te zijn.
  • Een verplicht doel is het voldoen aan klantenwensen, maar de certificaathouder kiest zelf welk marktsegment en doelgroep hij wil bedienen.
  • De ISO-normen voor systeemcertificatie bevatten geen concrete eisen aan de output (producten, diensten) van de certificaathouder. Alle non-conformiteiten (NC’s) worden hersteld via de omweg van het managementsysteem, dus niet rechtstreeks in de productie. Dat geeft minder stress in het primaire proces.
  • De prestatie-indicatoren (mogen) worden beheerst op basis van risicomanagement: het management bepaalt zelf hoe intensief de afzonderlijke indicatoren worden gemonitord en geanalyseerd, en hoe snel NC’s worden hersteld (initieel en bij verlenging van het certificaat moet het systeem wel aan alle normeisen voldoen).

Ook als systeemcertificatie verplicht wordt opgelegd, bijvoorbeeld door een zakenpartner of overheid, hoeft de bedrijfsvoering doorgaans niet ingrijpend te worden aangepast.

Samen scheppen deze kenmerken zoveel speelruimte voor de bedrijfsvoering dat een certificatie-instelling (CI) hierop slechts weinig invloed heeft. Wel heeft de CI invloed op de wijze waarop, en de mate waarin de certificaathouder zich verantwoordt (beleid, procedures, planning, registraties, analyses, evaluaties), maar dat hoeft het primaire proces niet sterk te beïnvloeden. Wel kan het doorschieten naar remmende bureaucratie. Dit is ook de verklaring voor het verschijnsel dat het managementsysteem los kan raken van de werkelijke gang van zaken in de organisatie, en dan voornamelijk dient om de interne en externe auditoren tevreden te stellen.

Praktisch besturingsmechanisme
Als een motief voor systeemcertificatie is om zonder al te veel inspanning een praktisch besturingsmechanisme te implementeren, dan zijn de ISO-normen en daarvan afgeleide schema’s een goede keuze. Rondom systeemcertificatie is een rijke infrastructuur aanwezig van opleiders, adviseurs, kwaliteitsfunctionarissen, (interne) auditoren en CI’s, met veel onderling concurrerende aanbieders. Voor de (a.s.) certificaathouder is het wel belangrijk een adviseur en een CI te selecteren die passen bij de heersende of gewenste bedrijfscultuur, om de speelruimte voor de bedrijfsvoering optimaal te benutten.

Tenzij een derde partij dit verplicht oplegt, is het niet nodig om een certificaat te halen, maar het is wel een motiverende doelstelling, en de uitreiking van het certificaat kan worden gevierd met een jubelend persbericht en een feestje voor de medewerkers.

Samenvatting en tips
Samengevat is de populariteit van ISO 9001-certificatie te verklaren uit de basale behoefte aan een soepel besturingsmechanisme, zonder dat iedere certificaathouder eruit hoeft te halen wat erin zit. De meer ambitieuze organisatie doet dat wel, en kan haar bedrijfsvoering met systeemcertificatie substantieel verbeteren.

Voor een ambitieuze implementatie van een norm voor systeemcertificatie gelden de volgende tips.

  • Geef prioriteit aan de doelen in het primaire proces, de ondersteuning moet daaraan dienstbaar zijn en blijven. Anders gezegd: span het paard niet achter maar voor de wagen.
  • Zorg dat de organisatie strak stuurt op de prestatie-indicatoren van het primaire proces, en wacht niet op de bevindingen van interne en externe audits. De pdca-cirkel is daarvoor te plooibaar en te traag.
  • Integreer de management review (directiebeoordeling) in het jaarverslag of de planning & control-cyclus. Dat brengt het gesprek over kwaliteit op het hoogste niveau, en voorkomt dat het managementsysteem los raakt van de feitelijke gang van zaken.

En tot slot het bekende advies: probeer als kwaliteitsfunctionaris niet op eigen houtje de ambities van het managementsysteem op te hogen. Doe dat alleen met concrete steun van de directie. Een managementsysteem zal nooit beter worden dan de leiding van de organisatie.

Inspectie Leefomgeving en Transport verliest vertrouwen in certificaten (januari 2023)

Maatregelen voor verbetering zijn eenvoudig door te voeren

In de uitzending van Nieuwsuur op 26 januari 2023 meldt de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) dat men twijfelt aan de kwaliteit van de certificaten waarop de dienst doorgaans vertrouwt. Daardoor is de veiligheid in de sectoren waar de ILT op toeziet niet gegarandeerd. Dit probleem speelt niet alleen in de leefomgeving en bij transport, maar overal waar de overheid certificatie inzet als ondersteuning van het toezicht.

Het ministerie van Economische Zaken heeft het overheidsbeleid in 2016 voor het laatst uiteengezet in het zogeheten kabinetsstandpunt over certificatie en accreditatie. Deze nota is een verdienstelijke beschrijving van de status quo, maar brengt de rommelige uitvoeringspraktijk niet op een hoger plan. Zelfs een eerdere noodkreet van drie grote toezichthouders, waar onder de ILT, werd minzaam genegeerd. De calamiteiten die Nieuwsuur nu aanvoert als onderbouwing van falend overheidstoezicht zijn onderdeel van een lange reeks incidenten, die al eerder zijn geanalyseerd, onder andere door de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Tot op heden heeft dit niet geleid tot een krachtige aanpak van de gebreken in het stelsel van certificatie als onderdeel van het overheidstoezicht.

Om de belangrijkste gebreken te herstellen zijn niet eens grote ingrepen nodig, zie ook de Conclusies en aanbevelingen op deze site:

  • Stop met de variant systeemcertificatie als onderdeel van het overheidstoezicht. Deze variant ziet niet toe op de resultaten (producten, diensten), maar op de interne organisatie van de certificaathouder, en laat teveel ruimte voor window dressing.
  • Beperk de concurrentie tussen certificatie-instellingen. Wijs per beleidsterrein slecht één bevoegde instelling aan; dat voorkomt dat certificaathouders op zoek gaan naar de soepelste certificeerder.
  • Verbeter de informatie-uitwisseling tussen de rijkstoezichthouder en de certificatie-instellingen. Schakel de wettelijke inperkingen hiervan (o.a. vertrouwelijkheid) uit in het aanwijzingsbesluit.
  • Draag de Raad voor Accreditatie (RvA, een bij wet ingesteld zelfstandig bestuursorgaan) op de certificatie-instellingen beter te controleren. De instrumenten hiervoor zijn beschikbaar en bewezen effectief, maar de RvA is huiverig om ze toe te passen.

Deze maatregelen kunnen snel worden doorgevoerd, bijvoorbeeld met behulp van een model-besluit dat bij elke aanwijzing van een certificatie-instelling verplicht wordt toegepast.

Uit de samenvattingen op deze site van product-, systeem– en persoonscertifcatie blijkt dat de ministeries zich sinds 2016 weinig hebben aangetrokken van het kabinetsstandpunt over certificatie en accreditatie. Het overheidstoezicht op de veiligheid is toen deels uitbesteed aan de private markt, echter zonder de daarvoor essentiële regiefunctie voor de overheid in te vullen, laat staan dat de regie is genomen. Deze vrijblijvendheid moet nu snel worden opgeheven.

Keurmerken en convenanten tegen moderne slavernij (december 2022)

Een goede bestemming voor het geld van herstelbetalingen

In de actuele discussie over ons slavernijverleden is het politiek correct om ook te verwijzen naar de hedendaagse vormen van slavernij, zoals kinderarbeid, mensenhandel en slechte arbeidsomstandigheden. Om deze praktijken tegen te gaan zijn onder andere keurmerken, convenanten en ranglijsten ontwikkeld, zoals:

In brede zin gaat het om maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO), waar ook natuurbehoud, milieubescherming en dierenwelzijn onder vallen. Dergelijke vormen van zelfregulering hebben als voordeel boven wetgeving dat ze de hele productie- en toeleveringsketen kunnen bestrijken, ook als die begint in een ver buitenland.

De laatste jaren is uit evaluatiestudies echter gebleken dat de effectiviteit van veel zelfregulering op het MVO-gebied beperkt is (SOMO 2018, Greenpeace 2021, KIT 2021). Een gemeenschappelijk probleem is dat in de productielanden vaak geen basisniveau van wetgeving, toezicht en handhaving aanwezig is waar de private initiatieven op kunnen leunen; ook intimidatie en corruptie zijn niet ongebruikelijk. Daardoor kan het toezicht niet grondig worden uitgevoerd, ook omdat consumenten niet bereid zijn de meerprijs van stevig toezicht te betalen.

Het lijkt dan wenselijk om de criteria op te nemen in wetgeving, maar die strekt zich niet altijd uit tot het begin van de keten. Als de keten geheel binnen de EU ligt is het toezicht op de betrokken bedrijven meestal wel effectief, en kan een keurmerk voor arbeidsomstandigheden zelfs worden opgenomen in wetgeving. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid past dit al veelvuldig toe, en introduceert binnenkort een verplicht keurmerk om malafide uitzendbureaus aan te pakken. Maar als het productieproces begint in een ontwikkelingsland, is nationale of Europese wetgeving meestal geen effectieve oplossing.

Als er herstelbetalingen beschikbaar komen om de excuses voor ons slavernijverleden kracht bij te zetten, dan kunnen deze het beste worden besteed aan versterking van de initiatieven om hedendaagse slavernij te bestrijden. In onze contreien zijn keurmerken en convenanten in het algemeen behoorlijk effectief, en voor moderne slavernij is dat met extra fondsen voor lokale controles goed uit te breiden naar minder ontwikkelde regio’s.

Andere vormen van certificatie

Naast de traditionele keurmerken zijn er ook certificaten die worden uitgereikt voor de bedrijfsvoering van organisaties in de productie- en toeleveringsketen. Deze zijn gebaseerd op normen voor systeemcertificatie, zoals ISO 26000 voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). In plaats van criteria voor de producten en diensten die de organisatie levert (inclusief eisen aan het productieproces) bevatten dergelijke normen criteria voor de interne organisatie (ook wel: het managementsysteem). Door de speelruimte die de organisatie aldus heeft om zelf haar output en de productiewijze te definiëren, leent systeemcertificatie zich bij uitstek voor greenwashing en window dressing – op z’n oud-Hollands: goede sier maken. Dit intrinsieke manco van systeemcertificatie is toegelicht onder Beperkingen van systeemcertificatie in het hoofdstuk Conclusies van deze site. Voorbeelden die mede betrekking hebben op arbeidsvoorwaarden en kinderarbeid zijn de MVO-prestatieladder en de MVO-wijzer.

Een lichte vorm van systeemcertificatie zijn de zogeheten zelfverklaringen, waarin organisaties toelichten hoe ze voldoen aan een norm voor systeemcertificatie. Een voorbeeld in de sfeer van MVO is te vinden op de website van NEN. Omdat hierbij alleen de tekst van de verklaring wordt getoetst door een onafhankelijke organisatie, is dit nog zwakker dan een regulier systeemcertificaat.

Conclusie

Samengevat kunnen traditionele keurmerken en convenanten effectief bijdragen aan het tegengaan van moderne slavernij. In landen met zwakke systemen voor toezicht en handhaving moeten de controles nog wel worden versterkt; hiervoor kunnen de herstelbetalingen worden ingezet. Wetgeving is ook een mogelijkheid, maar dat is niet altijd effectief als de toeleveringsketen begint in een ver buitenland. Systeemcertificatie laat teveel ruimte voor greenwashing en window dressing, en zelfverklaringen zijn helemaal ongeschikt om een rol van betekenis te spelen.

Waarin verschilt deze site van veel andere? (bijlage bij persbericht augustus 2022)

Opzet en inhoud van ‘Keurmerken en certificatie in Nederland’

Om te beginnen presenteert deze site de drie hoofdvormen product-, systeem- en persoonscertificatie in een gemeenschappelijk kader, dat uitgaat van de behoeften van de eindgebruiker (consument, afnemer, contractpartner). Ook komen de bedreigingen van de effectiviteit aan de orde: welke factoren ondermijnen het vertrouwen dat keurmerken en certificaten bij de doelgroep willen bewerkstelligen.

Een veel gehoorde klacht is dat de ‘wildgroei’ van keurmerken verwarring in de hand werkt, en daarom moet worden bestreden. Dit beeld is echter te ongenuanceerd. De werkelijke wildgroei komt van pseudo-keurmerken, die niet meer zijn dan een marketing-instrument, en dus moeten verdwijnen. Daarnaast zijn er veel serieuze, maar concurrerende certificaten voor eenzelfde product of dienst. Deze voorzien wel in een informatiebehoefte, maar moeten uiteindelijk samengaan of overbodig worden gemaakt door nieuwe wet- en regelgeving.

Helaas komen met enige regelmaat incidenten in het nieuws waaruit blijkt dat certificatie heeft gefaald. Op deze site worden de zwakke plekken in de certificatietrajecten geanalyseerd, en voorzien van suggesties om er wat aan te doen. Zo kan persoonscertificatie, waar veel aandacht is voor eerlijk verlopende examens, dienen als voorbeeld voor de keuringen en audits bij product- en systeemcertificatie. Ook de internationaal opererende accreditatie-instantie Iseal past methoden van toezicht en handhaving toe die navolging verdienen.

Op basis van een analyse van de werking van systeemcertificatie (denk aan ISO 9001) wordt de meerwaarde van deze certificatievorm ter discussie gesteld. Ook omdat het niet gaat over de output (producten, diensten) van de gecertificeerde organisatie, maar over de bedrijfsvoering (het managementsysteem), is systeemcertificatie alleen zinvol in contractuele situaties met een mondige afnemer, of voor het louter bewerkstelligen van een kwaliteitscultuur. In andere situaties wekt een systeemcertificaat verkeerde verwachtingen, wat het vertrouwen in certificatie teveel ondermijnt.

Een groot deel van de keurmerken en certificaten in Nederland opereert zonder accreditatie, en krijgt daardoor weinig aandacht. Veel serieuze certificaten kunnen (nog) niet voldoen aan de strenge accreditatie-eisen, die zijn ontwikkeld voor veiligheids- en gezondheidsaspecten, en toepassing in het kader van wet- en regelgeving. Op deze site krijgen zulke certificaten wel aandacht. Voorgesteld wordt een light-versie van het accreditatieregime in te voeren, zodat ook zij hun gezag kunnen onderstrepen met een onafhankelijk predicaat. Met vereenvoudigde procedures en lagere kosten kan accreditatie-light een flinke zet geven aan de professionalisering van de certificatiebranche en het vertrouwen in keurmerken en certificaten. Veiligheids- en gezondheidsaspecten moeten onder het reguliere accreditatieregime blijven vallen.

Veel consumenten beschouwen het bekende CE-teken als een keurmerk, maar alle deskundigen roepen om het hardst dat het dat niet is. Formeel hebben ze gelijk, maar op deze website wordt het CE-teken toch als keurmerk behandeld. Daarvoor is niet meer nodig dan te spreken over certificatie met gedistribueerde verantwoordelijkheden. Met dit concept kunnen – naast het CE-merk – ook kwalificatieregisters, de APK-keuring, en diverse andere keurmerkachtige stelsels worden geanalyseerd vanuit het perspectief van de gebruiker.

Tot slot wordt bepleit dat de Nederlandse overheid haar beleid rond het gebruik van certificatie als ondersteuning van wet- en regelgeving flink aanscherpt, en verplicht oplegt aan de ministeries. De huidige praktijk brengt de bijdrage van certificatie aan de naleving van wet- en regelgeving niet op een hoger plan. Ook een aantal rijkstoezichthouders stelt dat private certificatie hun werk veel effectiever zou kunnen ondersteunen dan nu gebeurt. In het beroepsonderwijs, waar de Raad voor Accreditatie slechts een bescheiden rol speelt, verdient de Examenkamer een steviger positie bij het toezicht op examens die onderdeel zijn van wet- en regelgeving.

Nieuwe website over keurmerken en certificatie (persbericht augustus 2022)

Hoe is het begonnen, hoe werkt het, en hoe kan het beter?

Over keurmerken en certificatie is al veel geschreven, maar een samenhangend verhaal over nut en noodzaak is moeilijk te vinden. Een geïnteresseerde burger, of iemand die nieuw is in het vak, belandt al gauw in technische verhandelingen over keuringseisen en accreditatie, of gelikte reclame van adviseurs en certificatie-instellingen. Meestal gaat het alleen over één of enkele certificaten, zonder verbinding met andere werkvelden, laat staan met een overkoepelende visie op keurmerken en certificatie. Met de nieuwe website Keurmerken & certificatie in Nederland komt hier verandering in.

De site begint met een overzicht van het werkterrein, gezien vanuit de gebruiker van keurmerken en certificatie. Ook de negatieve bijverschijnselen, zoals wildgroei van logo’s en onterecht verleende certificaten, worden benoemd en in context geplaatst. Vanuit dit perspectief gaat de site verder met uitleg over de drie hoofdvormen van certificatie (product-, systeem- en persoonscertificatie), en analyses van hun sterke en zwakke kanten. Ook de inzet van certificatie in het kader van wet- en regelgeving komt uitgebreid aan bod.

Er is ook aandacht voor de geschiedenis van keurmerken en certificatie in Nederland. Rond 1900 begon het met de private keurmerken ‘Bondshotel’ van de ANWB en ‘Groenzegel’ van de Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen. De overheid lanceerde in die tijd het ‘Botermerk’ en het ‘Kaasmerk’ om gesjoemel met de export te bestrijden. Persoonscertificatie ging al eerder van start, met de Wet op het middelbaar onderwijs (1863) en de daarbij horende examens. Systeemcertificatie kwam pas na de Tweede Wereldoorlog op.

Tien jaar geleden zou deze tekst zijn uitgegeven als leerboek, maar wie koopt er tegenwoordig nog een boek? Willem van Weperen, de auteur van de site, zegt hierover: “We zijn niet uit op omzet, maar op bereik. De site eindigt met een reeks aanbevelingen hoe het beter kan, en we hopen dat zoveel mogelijk certificeerders en beleidsmakers hierdoor worden geïnspireerd.”

De verantwoordelijke uitgever is de stichting ONM, die als doel heeft het bevorderen van activiteiten op het gebied van advies, keuring en certificaten. De stichting beheert sinds 1998 de aandelen van de B.V. Keurmerkinstituut. De website staat inhoudelijk geheel los van het Keurmerkinstituut.

Nieuwe missie Raad voor Accreditatie is geen verbetering (juni 2021)

Dit artikel is ook geplaatst op de site van Willem van Weperen.

In zijn Publieksverslag 2020 presenteert de Raad voor Accreditatie (RvA) een vernieuwde missie en visie. Benieuwd naar wat er is veranderd, heb ik de oude visie en missie, die nog op de website staan, ernaast gelegd. De meest toetsbare passage daarin is: “Als nationale accreditatie-instantie zorgt de RvA ervoor dat belanghebbende partijen een gerechtvaardigd vertrouwen kunnen hebben in alle onder zijn toezicht uitgegeven conformiteitverklaringen en beoordelingsrapporten”. Een vergelijkbare passage vinden we reeds in het RvA-jaarverslag 2010: “Accreditatie zorgt ervoor dat consumenten en bedrijven kunnen vertrouwen op de afgegeven keurmerken”. Hoewel de RvA in zijn Publieksverslag 2013 moest reflecteren op enkele rapporten van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) waarin geaccrediteerde conformiteitsbeoordelingen bleken te falen, bleef het ‘gerechtvaardigd vertrouwen’ als motto overeind tot en met 2020.

Van gerechtvaardigd naar verrijkt vertrouwen

In de nieuwe missie en visie is de meest toetsbare passage: “Burgers en bedrijven willen kunnen vertrouwen op de kwaliteit van producten en diensten. Met accreditatie verrijken wij dat vertrouwen”. Kort gezegd is de RvA overgegaan van ‘gerechtvaardigd vertrouwen’ naar ‘verrijkt vertrouwen’, en dat lijkt me geen verbetering.

Aan de ene kant is het realistisch om niet al teveel garanties te geven, want je hebt als RvA niet alle geaccrediteerde instellingen aan een touwtje, en dan is gerechtvaardigd vertrouwen mogelijk te pretentieus. Aan de andere kant is verrijkt vertrouwen nietszeggend en vrijblijvend. De enige andere passage met een spoor van ambitie in de nieuwe missie en visie is: “bijdragen aan een duurzame en goed functionerende internationale samenleving”, maar bijdragen is van hetzelfde allooi als verrijken.

Wat dan wel?

De taken van de RvA als nationale accreditatie-instantie staan in artikel 8 van de Europese Verordening nr. 765/2008. Overweging 9 in de preambule van deze verordening kan worden opgevat als missie: “De bijzondere waarde van accreditatie bestaat erin dat hierbij een gezaghebbende verklaring wordt afgegeven over de technische bekwaamheid van instanties die overeenstemming met de toepasselijke eisen moeten waarborgen”. Het is niet wenselijk dat de RvA aan deze opdracht een eigen invulling geeft, zeker niet als het ambitieniveau daardoor daalt. Of de RvA gezaghebbend is, zoals de EU-verordening vraagt, lijkt me belangrijker dan de vraag of de RvA ons vertrouwen verrijkt.

Over missies en visies

Missies en visies zijn ooit bedacht voor bedrijven die uit zijn op winst en groei, maar daar niet goed voor durven uit te komen. Ook ambtelijke organisaties die niet met hun tijd zijn meegegaan kunnen opknappen van een discussie over hun bestaansrecht. Maar een organisatie met zo’n duidelijke opdracht als de Raad voor Accreditatie kan volstaan met het doorlopen van de pdca-cirkel: vertaal de taken in de EU-verordening naar interne doelen en processen, volg hoe het daarmee gaat, en koppel de bevindingen terug naar het beleid. Voeg daarbij een periodiek onderzoek naar het gezag dat de RvA geniet onder belanghebbenden, en de missie en visie kunnen bij het oud papier. Samen met de rapporten van de vierjaarlijkse peer-reviews door de Europese zusterorganisaties, geven de onderzoeken naar het gezag van de RvA stof genoeg voor een vruchtbare dialoog met belanghebbenden over hoe het gaat, en hoe het verder moet met de accreditatie in Nederland.

Skip to content