Opkomst productcertificatie
Deze paragraaf geeft een (niet uitputtend) chronologisch overzicht van de geschiedenis van productcertificatie in Nederland. Ook worden enkele wetten vermeld die overlappen met het toepassingsgebied van veel en/of belangrijke keurmerken. Een aantal verdwenen keurmerken (uit het verleden) wordt beschreven in de bijlage Overzicht van keurmerken.
Bij het toenemen van de industriële productie, waarbij de afstand van producent tot afnemer steeds groter, en de productkennis bij de laatste navenant kleiner werd, kreeg de afnemer steeds meer behoefte aan onafhankelijke bewijzen van kwaliteit. Als de aanbieder voldoende bekendheid had als betrouwbare producent of leverancier, was diens merknaam en/of logo doorgaans voldoende om de afnemer gerust te stellen. Een vergelijkbaar effect kon worden bereikt met een algemene aanprijzing als ‘Made in Germany’. Deze vormen van vertrouwen inboezemen werken nog steeds, maar zolang het product niet is beoordeeld door een betrouwbare partij is er geen sprake van een keurmerk of certificaat.
Een voorloper van productcertificatie is het aanbrengen van gehaltetekens op goud en zilver, waarvan de geschiedenis is beschreven op de website van Waarborg Holland en op Wikipedia onder Gehalteteken.
Bondshotelhouders, bondsrijwielherstellers
De in 1883 opgerichte Algemene Nederlandsche Wielrijders-Bond (nu: ANWB) contracteerde kwalitatief goede hotels en rijwielherstellers om voor zijn leden kortingen te bedingen. In 1884 kregen de eerste hotels toestemming zich Bondshotel te noemen. Daarvoor moesten ze voldoen aan kwaliteitseisen als een wc en een badkamer in het hotel, en voorzieningen voor was- en scheerwater op elke kamer. Vanaf 1891 verspreidde de ANWB emaillen borden met de tekst ‘Bondshotel’, die de eigenaren naast de ingang mochten hangen. Nadat er klachten waren ontvangen over sommige hotelhouders en rijwielherstellers, werd de erkenningsprocedure in 1896 als volgt verzwaard:
Aangezien het in den laatsten tijd voorkomt, dat er klachten en bezwaren worden ingebracht tegen nieuw benoemde bondshotelhouders en bondsrijwielherstellers, zullen in het vervolg in “De Kampioen,” niettegenstaande naar dergelijke aanvragen eerst een grondig onderzoek ingesteld is, geene definitieve benoemingen van dusdanige aard meer plaats hebben, doch de personen, die daarvoor in aanmerking komen, vermeld worden onder een rubriek genaamd “voorgestelde bondshotelhouders en bondsrijwielherstellers”, opdat ieder de gelegenheid kan hebben om, op grond van gemotiveerde bezwaren, zich tegen eene dergelijke benoeming of aanstelling te verzetten of bedenkingen in te brengen bij den hoofdconsul, “Villa Rosa” te Arnhem. Niemand zal dus in het vervolg benoemd kunnen worden dan nadat zijn naam tweemaal in “De Kampioen” vermeld is geweest. Mocht na voormelde plaatsing in “De Kampioen” geen gegronde reden tot verzet zijn ingekomen, alsdan volgt eene benoeming. De Hoofdconsul, D. Fockema. Bron: De Kampioen, 3-04-1896.
Later konden ook andere voorzieningen onderweg, zoals motorherstellers, benzinedepôts, pensions en rijwielbewaarplaatsen, in aanmerking komen voor het voorvoegsel ‘Bonds’. Omstreeks 1980 werd deze kwalificatie vervangen door ANWB-erkend.
Botermerk
In 1905 werd de Botermerkenwet ingevoerd, met als belangrijkste doel het verhogen van het vertrouwen in Nederlandse boter in het buitenland. De export van boter was namelijk in gevaar gekomen door gesjoemel met de kwaliteit. De nieuwe wet behelsde slechts één artikel:
1. Door Onzen Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid worden merken vastgesteld, welke uitsluitend bestemd zijn om door of van wege aangeslotenen bij een onder Rijkstoezicht staand botercontrôlestation te worden aangebracht op door hen bereide of aangekochte boter, of wel op de verpakking dier waar.
2. Deze merken worden in de Nederlandsche Staatscourant bekend gemaakt, benevens de door Onzen voornoemden Minister nader te geven voorschriften betreffende het aanbrengen van die merken op de waar of op de verpakking er van.
De Memorie van toelichting omschreef het merk als volgt:
Dit merk bestaat uit het Nederlandsche wapen, waarboven het woord „Nederlandsche”, waaronder het woord „Botercontrôle” en (kleiner) de woorden „Onder Rijkstoezicht” zijn geplaatst.
De fabricage en verkoop van boter was al sinds 1889 gereguleerd in de Boterwet.
In 1998 werd het Botermerk met de Landbouwkwaliteitsregeling Boter in twee stappen afgeschaft: tot 2004 mocht het alleen nog worden gebruikt voor boter van extra kwaliteit, en daarna niet meer. In het kader van de toenmalige operatie marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit (MDW) was de gedachte dat het bedrijfsleven beter zelf de kwaliteit van de export zou kunnen waarborgen.
Kaasmerk
In 1911 werd – ook met het oog op de export – de Kaasmerkenwet ingevoerd. Naar analogie van de Botermerkenwet werden de onder Rijkstoezicht staande kaascontrôlestations aangewezen als – in hedendaagse terminologie – certificerende instellingen. De (fysieke) kaasmerken bestonden uit een plaatje caseïne met opdruk, dat tijdens de kaasbereiding een geheel werd met de korst. Vanaf 1920 werden deze plaatjes geproduceerd door de onderneming Het Kaasmerk.
Gelijktijdig met het Botermerk en het later ingevoerde rijksmerk voor poedervormige melkproducten werd het Kaasmerk in 1998 afgeschaft met het Landbouwkwaliteitsbesluit Zuivelproducten. Enkele typisch Nederlandse kaassoorten werden of waren toen al aangemeld bij de Europese regeling voor beschermde oorsprongsbenamingen (zie Verordening streekproducten).
Nederlandsch Fabricaat
In 1915 werd de Vereniging Nederlandsch Fabricaat (VNF) opgericht uit verontwaardiging over de verhandeling van Nederlandse producten onder buitenlandse merken. Nederlandse fabrikanten, die bij de vereniging waren aangesloten, konden voor hun merken van de vereniging onder bepaalde voorwaarden een nationaliteitskenmerk krijgen. In de jaren ‘30 kreeg de leuze “Koop Nederlandsche waar, dan helpen wij elkaar” alom bekendheid. De VNF werd in 1971 opgeheven. Bron: Inventaris van het archief van de Vereniging Nederlands Fabrikaat (VNF), 1915-1973 (1983), Nationaal archief.
Warenwet
In 1919 werd de Warenwet ingevoerd, primair gericht op de levensmiddelensector, met als doel de gezondheid en veiligheid van de burger te beschermen, en ook vervalsing en bedrog tegen te gaan. Niet-levensmiddelen konden met een algemene maatregel van bestuur ook onder de Warenwet worden gebracht. Tot en met 1984 zijn aldus eisen gesteld aan behangsel; meubelstof en gordijnstof; speelgoed; toiletartikelen en cosmetische middelen; was- en reinigings-, bleek-, poets- en schoenkleurmiddelen; gasslangen; gasmaskers en onderdelen daarvoor; kapok; aerosolen; beddegoed en vulsel; beddekruiken; flessen voor koolzuurhoudende dranken; helmen; bepaalde siervoorwerpen; textielartikelen; redding- en zwemvesten; vuurwerk en asbestbevattende producten. In voorbereiding waren toen regelingen voor kinderveilige verpakkingen, ladders en trappen, kinderbedden en -boxen, en spaanplaat. Bron: Nota Veiligheid in de privésfeer (blz. 48). Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, 1984. Het toezicht op de Warenwet was in handen van de regionale Keuringsdiensten van Waren, tegenwoordig de Nederlandse Voedsel en Waren autoriteit (NVWA).
NVvH-keurmerk, IVHA
In 1926 richtte de Nederlandsche Vereeniging van Huisvrouwen (NVvH) het Instituut tot Voorlichting bij Huishoudelijken Arbeid (IVHA) op, dat zich bezighield met de kwaliteit van huishoudelijke producten. Het IVHA gaf niet alleen voorlichting over aankoop en gebruik, maar beoordeelde ook diverse producten en rapporteerde zijn bevindingen aan de producent. Als een product – eventueel na verbetering – aan de eisen van het IVHA voldeed, werd het keurmerk Goedgekeurd door de Nederlandsche Vereeniging van Huisvrouwen toegekend.
In 1967 bracht de NVvH het IVHA onder in een stichting met de naam Instituut voor Huishoudtechnisch Advies (nu: Keurmerkinstituut). Het NVvH-keurmerk werd in licentie gegeven aan de nieuwe stichting, maar bleef eigendom van de Vereniging, die ook de bestuursleden van de stichting IVHA benoemde. In 1986 werd de Stichting IVHA erkend door de in 1981 opgerichte Raad voor Certificatie (nu: Raad voor Accreditatie).
In 1989 werden de certificatie-activiteiten van de Stichting IVHA ondergebracht in een nieuwe rechtspersoon, de Stichting Keurmerkinstituut Konsumentenprodukten, die later zou opgaan in het Keurmerkinstituut. Enkele jaren later werd het NVvH-keurmerk vervangen door ‘Goedgekeurd Keurmerkinstituut’ (zie Keurmerkinstituut hieronder).
Kema-keur
In 1927 richtte de Vereniging van Exploitanten van Elektriciteitsbedrijven (VEEN) de N.V. tot Keuring van Electrotechnische Materialen (KEMA) op, wat vergezeld ging van de introductie in 1931 van het vrijwillige Kema-Keur. In 1983 was Kema de eerste certificatie-instelling die werd erkend door de in 1981 opgerichte Raad voor Certificatie (nu: Raad voor Accreditatie). In 2009 werd Kema overgenomen door het Duitse Dekra, waarna in 2024 het Kema-Keur werd vervangen door het Dekra-keurmerk. Lees ook de geschiedenis van Kema-Keur.
Erkenning gasfitters
In het begin van de twintigste eeuw werd de productie en distributie van gas grotendeels verzorgd door gemeentelijke gasbedrijven. Daardoor werd ook de veiligheid van gasinstallaties en toestellen lokaal geregeld. In 1932 maakte het gemeentebestuur van Heerlen het volgende bekend:
In verband met de invoering van de Regeling voor Erkenning van Gasfitters en de Gasinstallatievoorschriften GAVO 1932, zooals deze voor de gemeente Heerlen gelegen, wordt ter kennis van belanghebbenden gebracht dat tot en met 15 Maart 1935 gelegenheid gegeven wordt zich aan te melden voor inschrijving als erkend gasfitter. Na dien datum mogen binnen de gemeente Heerlen aanleg en werkzaamheden aan gasinstallaties alleen geschieden door erkende gasfitters. Bron: De Limburger, 09-02-1935.
In 1934 besloot de gemeente Bolsward daarentegen om niet over te gaan tot erkenning van gasfitters:
De Bond van loodgieters- en fitterspatroons in Nederland en de Ned. R.-K. Bond van loodgieters- en koperslagerspatroons vroegen voor de tweede keer ten spoedigste over te gaan tot invoering van de regeling voor erkenning van gasfitters. Bovendien willen zij ook, dat het gemeentelijk gasbedrijf ophoudt zich te bemoeien met particulier leidingwerk en levering van gastoestellen. B. en W. en de bedrijfscommissie adviseeren ongunstig op het verzoek, waarin de raad meegaat. Bron: Leeuwarder Nieuwsblad, 20-10-1934.
Mede onder invloed van de deregulering kwam de erkenning van gasfitters tegen het einde van de eeuw te vervallen.
Kiwa-keurmerk
In 1948 werd het Keurings Instituut voor Waterleiding Artikelen (Kiwa) opgericht door de Nederlandse drinkwaterbedrijven met als doel zorg te dragen voor de kwaliteit van het drinkwater in Nederland. Eisen werden opgesteld waaraan artikelen in het drinkwaternet, zoals waterleiding, fittingen en kranen, moesten voldoen. Kiwa voerde (en voert) tests uit op dergelijke artikelen. Producten die aan de eisen voldoen, worden in 2024 nog altijd voorzien van het Kiwa Keurmerk. Later werd Kiwa internationaal actief op het gebied van onafhankelijke kwaliteitsbeoordeling en kwaliteitsverklaringen voor producten en diensten in een groot aantal markten. In 1984 was Kiwa de tweede certificatie-instelling die werd erkend door de Raad voor Certificatie (nu: Raad voor Accreditatie).
Stand van zaken consumentenmarkt
De situatie op de consumentenmarkt tegen 1950 werd als volgt beschreven in het boek Tussen te koop en miskoop. De geschiedenis van de consument en zijn belangen in Nederland, uitgegeven door Meijer Pers bv (Amsterdam 1976) ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van het IVHA (p. 61):
Op het gebied van de voeding was er de Warenwet met zijn voorschriften op het punt van levensmiddelen. Op het gebied van textiel was echter merkwaardig genoeg, alleen kapok aan wettelijke voorschriften gebonden. Kortom, behalve aan het keurmerk van het Gasinstituut dat alle toestellen van een keur voorzag als zij goed bevonden waren, de KEMA-keur en de IVHA-keur, had de huisvrouw geen enkel houvast. Men wist op een eenvoudige manier direkt bij aankoop dat artikelen met zo’n keur aan bepaalde normen van deugdelijkheid en/of veiligheid voldeden.
Bij alle vijf genoemde keurmerken gaat het om productcertificatie. Met IVHA-keur werd het NVvH-keurmerk bedoeld. De Bondskeurmerken van de ANWB werden niet genoemd, mogelijk omdat ze geen producten maar diensten certificeerden.
Giveg-keur, Gaskeur
In 1952 stelde de Koninklijke Vereniging van Exploitanten van Gasbedrijven het Giveg-keur voor gastoestellen in. De keuringseisen hadden niet alleen betrekking op veiligheid, maar ook op doelmatigheid. Via de Gasinstallatievoorschriften (Gavo) voor aansluiting van toestellen op het gasnet werd het Giveg-keurmerk verplicht gesteld voor alle gastoestellen. De voorloper van het Giveg-keur was het keurmerk van de Gasstichting, dat al in 1934 bekend was:
Onwillekeurig vraagt men zich af, welke kachel is voor mij dan het meest geschikt? Ten einde op deze vraag volledig antwoord te verkrijgen, waarbij ook rekening is te houden met plaatselijke omstandigheden, is het noodig, dat U zich door den technischen dienst der Gemeentegasfabrieken laat voorlichten. Behalve dat men U uitsluitend goed geconstrueerde gasapparaten adviseert, die, als bewijs van hun deugdelijkheid, het keurmerk der „Gasstichting” te ’s-Gravenhage mogen voeren, zal men U ook de voor elk bijzonder geval meest geschikte kachel of radiator kunnen aanraden, welke geheel aan de door U gestelde eischen voldoet. De zooeven genoemde Gasstichting, die zich o.m. bezig houdt met het onderzoek naar nuttig effect en constructie van gasapparaten, werkt volgens de voorschriften, vastgesteld door de Vereeniging van Gasfabrikanten in Nederland, en dit garandeert U toestellen, die aan de hoogste eischen kunnen voldoen. Bron: De Standaard, 21 september 1934.
Het VEG Gasinstituut, de beheerder van het Giveg-keur, werd in 1992 hernoemd tot GasTec, en in 2005 overgenomen door de bovengenoemde Kiwa. In 1994 besloten GasTec en de Vereniging van CV-ketelfabrikanten VFK het Giveg-keur te vervangen door Gaskeur. Door de invoering in 1996 van de Europese richtlijn voor gastoestellen (90/396/EEG) werd het CE-merkteken verplicht voor alle gastoestellen, en mocht het daarmee overlappende Giveg-keur niet meer verplicht worden gesteld. Lees verder bij Veiligheid van gastoestellen.
Electriciteitsbesluit
In 1953 vaardigde de Nederlandse overheid het Electriciteitsbesluit uit, waarmee een keuring verplicht kon worden gesteld voor nader te bepalen elektrotechnische producten. Bij goedkeuring moesten de producten worden voorzien van een nader te bepalen keurteken. Het keurteken werd NL-keur, en het werd verplicht voor snoeren, kabels, fittingen, zekeringen, contactdozen, stekkers e.d. (stand 1975, bron: Volkskrant 12-02-76). Bij de invoering van de Europese Laagspanningsrichtlijn in 1976 werd NL-keur vervangen door het CE-merkteken.
E-merk voor producten in/voor motorrijtuigen
In 1958 sloot een groot aantal voornamelijk Europese landen, waar onder Nederland, een verdrag over eenvormige goedkeuringsvoorwaarden en de wederzijdse erkenning van goedkeuring van uitrustingsstukken en onderdelen van motorrijtuigen. Het verdrag werd beheerd door de Economische Commissie voor Europa (ECE) van de Verenigde Naties. In de loop der jaren zijn nieuwe landen tot dit verdrag toegetreden, en reglementen opgesteld voor een groot aantal verkeersgerelateerde producten. Dit betreft niet alleen (onderdelen van) motorvoertuigen, maar ook kinderbeveiligingssystemen (kinderzitjes), en motor- en bromfietshelmen. Deze reglementen kunnen worden beschouwd als certificatieschema’s. Naast keuringseisen en testmethoden specificeert elk reglement ook het logo dat moet worden aangebracht op producten die de keuring met goed gevolg hebben doorstaan, zie bijvoorbeeld ECE-Reglement 16 voor veiligheidsgordels en (kinder)beveiligingssystemen. ECE-Reglement 22 is in Nederland ingevoerd met de Regeling aanduiding motor- en bromfietshelmen.
In de lidstaten van de Europese Unie (EU) verloopt de totstandkoming en implementatie van de reglementen tegenwoordig via de overleg- en wetgevingskanalen van de EU. De verkeersgerelateerde producten onder het ECE-verdrag voeren echter niet het CE-merkteken, maar een cirkel met daarin de letter E en een getal voor het land waar de keuring is uitgevoerd (E4 voor Nederland); waar nodig staan er ook codes voor installatie en gebruik bij, zoals de leeftijds-/gewichtsklasse van de gebruiker.
KOMO-keur, Stichting Bouwkwaliteit
In 1962 werd de Stichting Keuring en Onderzoek van Materialen voor Openbare werken (KOMO) opgericht door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), met als doel de kwaliteit van diverse (in te kopen) materialen te onderzoeken. In 1968 werd het KOMO-keurmerk geïntroduceerd, en voor het eerst verleend aan vuilniszakken. In de loop der jaren is de bestuurlijke relatie met de VNG afgebouwd, en is de focus van Komo Keur komen te liggen op de bouw- en infrasector. In 1984 werd de Komo-organisatie omgevormd van keuringsinstantie naar schemabeheerder, die voor de certificatietrajecten overeenkomsten sloot met een aantal CI’s (Bron: Telegraaf, 26-05-1984). Tegenwoordig (2024) beheert de Stichting Komo naast het KOMO-keurmerk ook enkele afgeleide keurmerken voor speciale sectoren. De certificatieschema’s voor het KOMO-keurmerk heten Beoordelingsrichtlijnen (BRL-en), en de certificaten worden ook wel kwaliteitsverklaringen genoemd. Zie ook Richtlijn en verordening bouwproducten.
De Stichting Bouwkwaliteit (SBK) treedt op als intermediair tussen bouwpraktijk en regelgeving, en heeft als doel de integrale kwaliteitszorg in de bouw te stimuleren en te bevorderen en de certificatie, en attestering in de bouwsector te coördineren en te harmoniseren. In 2006 sloot de overheid een tripartiete overeenkomst met SBK en de Raad voor Accreditatie waarin SBK werd bekrachtigd in de uitvoering van deze doelen, in concreto het beheren van een stelsel van (door de overheid) erkende kwaliteitsverklaringen voor de bouw. De tripartiete overeenkomst werd in 2015 aangepast en verlengd. Zij geldt niet alleen voor de certificatie-activiteiten van de Komo, maar voor alle certificatieregelingen onder de paraplu van SBK. In 2020 zijn de publieke taken van SBK overgegaan naar de Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw (TloKB), die is opgericht in het kader van de nieuwe Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb).
Toegankelijkheidssymbool
In 1971 werd in Nederland het Internationaal Toegankelijkheidssymbool ingevoerd. De ITS-keuringen werden uitgevoerd door het Projectbureau Toegankelijkheid, opgericht door de toenmalige Chronisch zieken en gehandicaptenraad (CG-Raad). De CG-raad is in 2014 opgegaan in Ieder(in), en het Projectbureau heet nu PBTconsult (zie ook www.toegankelijkheidssymbool.nl). Lees verder bij Toegankelijkheid voor mensen met een beperking in de paragraaf Voorbeelden.
Laagspanningsrichtlijn, CE-markering
In 1973 kondigde de Europese Economische Gemeenschap (EEG, nu: Europese Unie) de Laagspanningsrichtlijn (Engels: Low Voltage Directive) af. Deze richtlijn (73/23/EEC) bevatte eisen voor de veiligheid van elektrische apparatuur en materialen (wisselspanning tussen 50 en 1.000 Volt, gelijkspanning tussen 75 en 1.500 Volt), en stond model voor de latere Nieuwe aanpak van de wet- en regelgeving voor de veiligheid van producten. Ook werd het verplichte CE-merkteken geïntroduceerd, waardoor Nederland het NL-keurteken kon afschaffen bij de implementatie van de Laagspanningsrichtlijn. De richtlijn werd herzien in 2006 (2006/95/EG) en 2014 (2014/35/EU).
In Nederland werd de Laagspanningsrichtlijn in 1976 geïmplementeerd in de nationale wetgeving door middel van het Elektriciteitsbesluit onder de Electriciteitswet, en in 1992 door middel van het Warenwetbesluit elektrotechnische produkten onder de Warenwet. In 2016 werd dit besluit vervangen door het Warenwetbesluit elektrisch materiaal.
SKG-keurmerk
In 1977 werd de Stichting Kwaliteit Gevelbouw opgericht. De organisatie verleent het SKG-keurmerk voor hang- en sluitwerk, zoals sloten en scharnieren. Met een sterrensysteem (1, 2 of 3) wordt de mate van inbraakwerendheid aangegeven. In 1984 was de SKG de derde certificatie-instelling die werd erkend door de Raad voor Certificatie (nu: Raad voor Accreditatie). In 2013 is SKG gefuseerd met IKOB-BKB, en heet nu SKG-IKOB.
ANWB-erkenningen
Omstreeks 1980 verving de ANWB het voorvoegsel ‘Bonds’ voor hotels en andere voorzieningen door ANWB-erkend. Een vertegenwoordiger van de ANWB-afdeling Bondsinstellingen lichtte dit als volgt toe:
Dat was nodig omdat het woord Bond onbeschermd is. Iedereen kan een bond oprichten en zich dan een bondsverhuurder noemen. “ANWB-erkend” biedt die bescherming wel, aldus de heer Van Yperen. Bron: De Telegraaf, 1-11-1980.
Met ingang van 2007 werd de ANWB-erkenning beperkt tot campings:
De ANWB maakt een einde aan bijna al zijn erkenningsregelingen. Alleen de erkenningsregeling voor campings blijft voorlopig bestaan. Op www.anwb-erkend.nl wordt gemeld dat per 31 december 2006 de erkenningen van autoschadeherstellers, autoruitspecialisten, hotels, bungalowparken, watersportbedrijven, en verhuurders van fietsen en kampeermiddelen worden stopgezet. Hoewel de motivering verwijst naar de verminderde belangstelling van ANWB-leden voor kwaliteitsinformatie, bestaat er ongetwijfeld ook een relatie met de opschoning van de organisatie onder druk van het dalende ledental. Bron: Keurmerkinstituut, Nieuwsbrief keurmerken, april 2006.
De toen nog actieve domeinnaam www.anwb-erkend.nl is vervangen door www.anwbcamping.nl.
Algemene Periodieke Keuring
In 1980 werd het Besluit periodieke keuring van motorrijtuigen, aanhangwagens en opleggers van kracht. Hiermee voerde Nederland de Algemene periodieke keuring (APK) in, ter implementatie van de in 1976 uitgevaardigde Europese richtlijn (77/143/EEG) inzake de periodieke keuring van motorvoertuigen. Vanaf 1981 werd de keuring gefaseerd ingevoerd, eerst voor zware voertuigen, en vanaf 1985 ook voor personen- en bestelauto’s. De APK-inspecties worden uitgevoerd door de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW), en door garages en organisaties die hiervoor een vergunning hebben gekregen van de RDW. De vergunning wordt verleend als bij een bedrijfsbezoek van de RDW Toezichthouder Bedrijven blijkt dat het aanvragende bedrijf voldoet aan de eisen en voorwaarden in de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK. De keuringsruimte en de daarin gebruikte keuringshulpmiddelen moeten aan zekere eisen voldoen, en de keurmeesters moeten beschikken over een diploma van de exameninstelling Stichting VAM (IBKI). De RDW beschikt wel over RvA-accreditatie voor het zelf uitvoeren van APK-inspecties, maar niet voor het erkennen van garages en andere keuringsstations. Het toezicht op de tijdige verlenging van de APK-goedkeuring is in handen van de verkeerspolitie, zodat er sprake is van certificatie met gedistribueerde verantwoordelijkheden.
Accreditatienorm productcertificatie ISO/IEC 17065
In 1983 gaf de International Organization for Standardization (ISO) samen met zusterorganisatie IEC de eerste richtlijn voor certificatie-instellingen uit: ISO/IEC Guide 40, General requirements for the acceptance of certification bodies. Deze richtlijn werd in 1996 opgevolgd door ISO/IEC Guide 65, General requirements for bodies operating product certification systems, en in 2012 door de norm ISO/IEC 17065, Conformity assessment – Requirements for bodies certifying products, processes and services (Conformiteitsbeoordeling – Eisen voor certificatie-instellingen die certificaten toekennen aan producten, processen en diensten). Een bijlage bij de norm geeft informatie over de toepassing op diensten en processen.
EKO-keurmerk, SKAL Biocontrole
In 1985 werd het Nederlandse keurmerk voor biologische producten gelanceerd: het EKO-keurmerk. Vanaf 1987 fungeerde de toen opgerichte Stichting Keur Alternatief voortgebrachte Landbouwproducten (SKAL) als certificatie-instelling; later kwamen daar andere CI’s bij. Houders van het private EKO-keurmerk voldoen aan de EU-verordening in de volgende alinea, en bovendien aan extra eisen voor het EKO-keurmerk.
In 1991 vaardigde de Europese Economische Gemeenschap (nu: EU) de Verordening 2092/91 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen uit. Hierin werd het gebruik van de aanduiding ‘biologisch’ voor landbouwproducten en levensmiddelen aan banden gelegd. Met het Landbouwkwaliteitsbesluit biologische produktiemethode wees de Nederlandse overheid in 1992 SKAL (nu: Stichting Skal Biocontrole) aan om deze verordening uit te voeren en toezicht te houden op de naleving ervan. Voor landbouwproducten en levensmiddelen mag de aanduiding ‘biologisch’ alleen worden gebruikt door bedrijven met een certificaat van SKAL.
Nieuwe aanpak Europese productveiligheidswetgeving
In 1985 besloot de Europese Economische Gemeenschap (nu: EU) de realisatie van de interne markt te versnellen met een Nieuwe aanpak van de technische harmonisatie en normalisatie, kortweg Nieuwe aanpak (Engels: New approach). Lees verder bij Productveiligheid en CE-markering.
Richtlijn en verordening bouwproducten
In 1988 vaardigde de Europese Economische Gemeenschap (nu: EU) de richtlijn inzake voor de bouw bestemde producten (89/106/EEG) uit. In 2013 werd de richtlijn opgevolgd door de verordening voor het verhandelen van bouwproducten (305/2011). Doordat de verordening primair betrekking heeft op halffabricaten, oftewel de samenstellende delen van bouwwerken, wijkt de opzet iets af van de bovengenoemde Europese richtlijnen/verordeningen voor elektrische en gastoestellen. Het KOMO-keurmerk voor de bouw heeft zich aangepast aan het fundament dat de EU-verordening in de markt legt door alleen eisen te stellen aan de kwaliteit (dus niet de veiligheid) en het functioneren van bouwproducten als onderdeel van een bouwwerk. Ook zijn er certificatieschema’s met proceseisen voor de verwerking van bouwproducten. Bovendien volgen de KOMO-eisen de Nederlandse wet- en regelgeving voor bouwwerken op de voet. Door op deze wijze complementair te worden aan de Europese wetgeving is het KOMO-keurmerk niet gemarginaliseerd door het CE-merkteken.
Richtlijn gastoestellen
In 1990 werd de Europese richtlijn voor gastoestellen (90/396/EEG) afgekondigd. In Nederland werd deze richtlijn in 1992 geïmplementeerd in het Warenwetbesluit Gastoestellen. Het eerder in de Laagspanningsrichtlijn geïntroduceerde CE-merkteken werd ook voor gastoestellen verplicht gesteld. De Europese richtlijn is inmiddels opgevolgd door de EU-Verordening betreffende gasverbrandingstoestellen (2016/426), die in Nederland is geïmplementeerd met het Warenwetbesluit gastoestellen 2018. Lees verder bij Veiligheid van gastoestellen.
Verordening streekproducten
In 1992 publiceerde de Europese Economische Gemeenschap (nu: EU) de Verordening inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwprodukten en levensmiddelen (EEG nr. 2081/92). Deze verordening is in 2012 opgevolgd door de Verordening inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (EU nr. 1151/2012), waarin ook gegarandeerde traditionele specialiteiten zijn opgenomen. Samen worden ze in dit verband ook wel omschreven als beschermde streekproducten. De verordening bevat voor elk streekproduct bovenwettelijke eisen die niet voortkomen uit voedselveiligheid. De aldus beschermde landbouwproducten, levensmiddelen en specialiteiten zijn vermeld in enkele Europese registers van kwaliteitsproducten. Als een EU-lidstaat het overheidstoezicht op de verordening delegeert naar een privaat controleorgaan, dan moet dit zijn geaccrediteerd op basis van de accreditatienorm voor productcertificatie.
Milieukeurmerken
In 1992 werd in Nederland met overheidssteun het Milieukeur gelanceerd. In hetzelfde jaar volgde Europa met het Europese Milieukeur (Engels: Ecolabel). Beide keurmerkorganisaties fungeren als schemabeheerder, die certificatie-instellingen (geldt voor NL-Milieukeur) of andere competente organisaties (kan bij EU-Milieukeur) contracteren voor het certificatietraject. In 2018 werd het Milieukeur voor voedingsproducten en sierteelt opgevolgd door On the way to PlanetProof.
Nadat in de loop der jaren steeds meer milieulogo’s op de markt verschenen, lanceerde de Stichting Milieu Centraal in 2015 de Keurmerkenwijzer, een website met informatie over keurmerken en logo’s die iets zeggen over milieu, dierenwelzijn en/of aspecten rondom mens & werk; de website behandelt ook enkele pseudokeurmerken. Milieu Centraal kwalificeert een deel van de keurmerken voor voeding als topkeurmerk.
Politiekeurmerk Veilig Wonen
In 1994 begon de politieregio Hollands Midden met het Politiekeurmerk Veilig Wonen (PKVW), een keurmerk voor woningen die voldoen aan eisen op het gebied van inbraakpreventie en sociale veiligheid. Het beheer van het Politiekeurmerk is in 2005 overgegaan van de politie naar het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (het CCV).
Keymark
In 1995 lanceerden de Europese normalisatie-organisaties CEN en CENELEC het Keymark, een vrijwillig keurmerk voor producten en diensten die voldoen aan een Europese norm. Als de norm is geharmoniseerd, dat wil zeggen ook fungeert als basis voor CE-markering, is de meerwaarde van het Keymark ten opzichte van het CE-merkteken dat de certificatie-instelling beslist over de toekenning van het keurmerk, en toezicht houdt op het blijvend voldoen aan de norm. Bij het CE-merkteken beslist de producent/importeur zelf over het aanbrengen van het merk, en zien de nationale toezichthouders toe op het voldoen aan de wettelijke eisen. Het beheer van het Keymark is uitbesteed aan DIN Certco, en de certificatietrajecten worden uitgevoerd door geaccrediteerde CI’s.
Keurmerkinstituut
In 1998 ontstond het Keurmerkinstituut uit een fusie van de Stichting Keurmerkinstituut Konsumentenprodukten (beheerder van het NVvH-keurmerk), de Stichting Speelkeur en de Stichting Kwaliteit Kinderopvang. Het Keurmerkinstituut is een besloten vennootschap, waarvan de aandelen worden beheerd door een onafhankelijke stichting. In dezelfde tijd deed de NVvH afstand van haar bestuurlijke invloed, en droeg ze het eigendom van haar keurmerk over aan het Keurmerkinstituut. De zeggingskracht van het NVvH-keurmerk was toen al jaren tanende, mede door de tv-uitzendingen van het Simplisties Verbond, waarin een op het NVvH-keurmerk gelijkend logo met een mattenklopper als blikvanger werd gebruikt. Het Keurmerkinstituut kon deze neergang compenseren door de uitbreiding met nieuwe werkterreinen (eerst speelgelegenheden en kinderopvang, later ook zorg en welzijn) en nieuwe activiteiten (managementsysteemcertificatie, opleidingen, en ondersteuning van branchekeurmerken). Het NVvH-keurmerk werd in 1999 ingrijpend gerestyled, en heet nu ‘Goedgekeurd Keurmerkinstituut’, maar dat heeft tot op heden (2024) niet geleid tot de beoogde heropleving.
Beter Leven Keurmerk
In 2007 lanceerde de Dierenbescherming het Beter Leven Keurmerk met als doel de veehouderij stapsgewijs diervriendelijker te maken. In 2009 sloten de Dierenbescherming, het ministerie van Landbouw, de vee-industrie en de retailbranche het Convenant Marktontwikkeling Verduurzaming Dierlijke Producten om het Beter Leven Keurmerk verder te ontwikkelen en te promoten bij een breed publiek.
Beste uit de test, Beste Koop, Groene Keuze
In 2010 deponeerde de Consumentenbond de labels Beste Koop en Beste uit de test. Deze predicaten waren al langer in gebruik voor producten en diensten die in het vergelijkend onderzoek van de Bond het eindoordeel ‘beste kwaliteit’, respectievelijk ‘goede prijs-kwaliteitverhouding’ kregen. Op basis van een licentieovereenkomst met de Bond kan de fabrikant of importeur de labels tegen betaling een beperkte periode gebruiken in de publiciteit en reclame voor het product of de dienst. Bij beide labels wordt het predicaat (eindoordeel) berekend uit de scores op de gemeten eigenschappen, waarbij elke eigenschap een gewichtsfactor meekrijgt. Overeenkomstig het opschrift van het label (Beste) wordt het toegekend aan slechts één product/dienst per onderzoek, terwijl het bij keurmerken gebruikelijk is dat alle producten/diensten die aan de eisen voldoen het keurmerk mogen voeren. Dit systeem brengt met zich mee dat de uitkomst kan veranderen als een nieuw(e) product/dienst wordt getest, of als de gewichtsfactoren worden bijgesteld. Mede hierom is de looptijd van Beste uit de test en Beste Koop slechts 6 maanden, met de mogelijkheid om het met 6 maanden te verlengen.
In 2022 werd het predicaat Groene keuze geïntroduceerd. Hiermee kunnen consumenten zien welke producten in de tests van de Consumentenbond hoog scoren op duurzaamheid.
On the way to PlanetProof
In 2018 lanceerde de Stichting Milieukeur het keurmerk On the way to PlanetProof als opvolger van het Milieukeur voor voedingsproducten en sierteelt. De keuringseisen zijn gericht op het bereiken van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (Engels: Sustainable Development Goals) van de Verenigde Naties.
Beter voor Natuur & Boer
De in 2023 opgerichte Stichting Beter voor Natuur & Boer ontwikkelt het gelijknamige keurmerk om samen met boeren, telers, ketenpartners, verwerkers en inkopende partijen in de levensmiddelenbranche de productie- en marktstandaarden verder te verduurzamen. Het certificatieschema is in 2017 ontwikkeld als privaat bedrijfsprogramma voor Albert Heijn (AH), en in 2023 overgedragen aan de nieuwe stichting. Tot de overdracht was Beter voor Natuur & Boer nog geen keurmerk, maar een bedrijfslogo, omdat AH zelf besliste over de toekenning van het logo. Sinds de overdracht is dat de bevoegdheid van de Stichting, en kunnen ook andere partijen dan AH het keurmerk aanvragen.
Tot zover de opkomst van productcertificatie. Lees ook de opkomst van certificatie en accreditatie, systeemcertificatie, persoonscertificatie, en de andere paragrafen van dit hoofdstuk: